Ons verhaal

In 1964 publiceerde Ruth Harrison het invloedrijke boek ‘Animal Machines’. Dit baanbrekende werk heeft de publieke opinie over de industrialisering van de vee-industrie sterk beïnvloed. Het boek geeft een accuraat en schokkend verslag van de werking van de vee-industrie in Engeland in 1960. Zoals de titel doet vermoeden, maakt Ruth Harrison in één klap duidelijk hoezeer dieren binnen deze industrie als machines werden behandeld, en er volledig voorbij werd gegaan aan het feit dat dieren individuen zijn met hun eigen belangen, wensen en levens.  

Harrison heeft met dit boek het bewustzijn over dierenwelzijn sterk vergroot. Haar pleidooi tegen de totaliserende instrumentalisering van dieren als productie-eenheden leidde tot vele wettelijke hervormingen in Europa gedurende de daaropvolgende jaren. Onder andere het Brambell rapport van 1965, waarin het belang van ‘dierenwelzijn’ binnen de vee-industrie werd benadrukt en de “Vijf Vrijheden” van landbouwdieren werden vastgesteld, is grotendeels geïnspireerd door Harrisons werk. Dit rapport zorgde ervoor dat er, behalve de negatieve verplichting om onnodig leed bij dieren te voorkomen, er in veel landen in West-Europa ook een positieve plicht voor het welzijn van dieren werd ingevoerd. Het boek heeft dus een voortrekkersrol gespeeld in de verbetering van dierenwelzijn.  

Onze visie

Helaas kan de overheid vandaag nog steeds geen acceptabele behandeling van landbouwdieren garanderen. Om maar enkele voorbeelden te noemen:  

  • Versnippering kuikens: in verschillende West-Europese landen worden mannelijke kuikens direct nadat zij uit het ei komen versnipperd (in alleen Nederland en Duitsland gaat dit om meer dan 88 miljoen kuikentjes per jaar).
  • Biggencastratie: Biggen worden systematisch gecastreerd door de varkenshouders (in Vlaanderen ongeveer 3.6 miljoen biggen per jaar en in de EU ongeveer 75 miljoen biggen per jaar).
  • Stalbranden: het uitbranden van veestallen waarin dieren omkomen behoort tot de orde van de dag (in 2023 overleden er in Vlaanderen ongeveer 150.000 dieren bij stalbranden)  
  • Wanpraktijken in de zuivelindustrie: kalfjes worden in de zuivelindustrie op systematische basis van hun moeder gescheiden vlak na hun geboorte      

Deze voorbeelden tonen aan dat dierenwelzijn is verworden tot een leeg begrip, dat niet in staat is gebleken om vergaande instrumentalisering van dieren tegen te gaan. Wat er onder ‘dierenwelzijn’ verstaan wordt is door de wetgever zeer minimaal ingevuld, waardoor het begrip veel normatieve kracht verloren heeft. De wetgever komt zijn dierenwelzijnsverplichtingen niet na, en veel uitvoerende regelgeving voldoet niet aan de hogere standaarden die besloten liggen in de dierenwelzijnswet. Harrisons werk had weliswaar een reële impact, maar is helaas niet voldoende vertaald naar de praktijk: dieren in de vee-industrie worden nog steeds in grote mate gereduceerd tot machines voor menselijke consumptiedoeleinden.   

Het Harrison Collectief tracht het gedachtegoed van Ruth Harrison voort te zetten en probeert via het recht wanpraktijken in de hedendaagse vee-industrie aan te pakken. We vertrekken daarbij van het concept “dierwaardigheid” in plaats van ”dierenwelzijn”. Dierwaardigheid gaat uit van de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier als individu, benadrukt het belang van soort-specifieke ontplooiing, en gaat hiermee een stap verder dan dierenwelzijn. Dieren zijn geen instrumenten: zij hebben hun eigen levens, eigen belangen, en eigen waarde, die de mens te respecteren heeft. Het is tijd om een einde te brengen aan het tijdperk van Animal Machines, en samen te streven naar een tijdperk waarin alle wezens, menselijk en niet-menselijk, een waardig leven kunnen leiden.  

Onze aanpak
& strategie

Het Harrison Collectief streeft naar de afschaffing van dieronvriendelijke praktijken en pleit voor betere regelgeving ter bevordering van het welzijn van landbouwdieren. We bepalen onze aanpak steeds in functie van het te bereiken doel, we laten ons informeren door dierenartsen, wetenschappers en andere experts en baseren onze acties steeds op wetenschappelijke inzichten.  

De strategie van het Harrison Collectief bestaat uit twee pijlers die met elkaar in verband staan maar tegelijkertijd relatief onafhankelijk worden vormgegeven. In het kader van de pragmatische pijler, richten we ons op haalbare doelen, die op korte termijn bewerkstelligd kunnen worden en een positieve invloed hebben op de dieren die op dit moment in de vee-industrie leven. De pragmatische pijler bevraagt de onderliggende waarden van de vee-industrie niet, en gaat ervan uit dat bepaalde structurele gebruiken niet van de één op de andere dag zullen veranderen. In plaats van te wachten op een fundamentele omslag, zijn de projecten onder deze pijler concreet toegespitst op de hedendaagse praktijken. Het uitgangspunt hierbij is dat de dieren die op vandaag geen waardig leven kunnen leiden, onze hulp het hardste nodig hebben.  

De tweede pijler is meer ideologisch van aard. Deze ideologische pijler is erop gericht om de waardes en aannames van de vee-industrie in vraag te stellen, en tracht bij te dragen aan een paradigmaverschuiving richting dierwaardigheid als grondslag voor de manier waarop we met dieren omgaan op de lange termijn.  Het doel is om een correct beeld te schetsen van de vee-industrie, aandacht te vragen en bewustzijn te creëren. De projecten die onder deze pijler hangen hebben wellicht weinig of geen directe positieve gevolgen voor de dieren die vandaag in de industrie leven, maar dragen, op de lange termijn, bij aan de vorming van een samenleving waarin op respectvolle wijze met dieren wordt omgegaan. Het uitgangspunt is dat, om de vee-industrie grondig aan te pakken, kleine verbeteringen in de dagelijkse praktijk niet volstaan.  

De twee pijlers veruitwendigen twee verschillende posities die binnen het dierenrecht (dierenwelzijn v. abolitionisme) vaak als incompatibele tegenpolen worden beschouwd. In onze visie kunnen en moeten deze twee pijlers echter naast elkaar bestaan. Het Harrison Collectief stelt dat beide pijlers even belangrijk zijn, en streeft ernaar de kwaliteit van dierenlevens te verhogen (de pragmatische pijler), zonder het uiteindelijke doel hierbij uit het oog te verliezen (de ideologische pijler).